Toen ik een tiener was, was er één formule waar ik bij zweerde: het leven staat gelijk aan chaos. Uit die denkpiste volgden andere formules, waarmee ik probeerde dat leven te bestieren. Zo was er de wetmatigheid dat muziek > chaos. Muziek luisteren hield me recht, net omdat het zich niet leek te houden aan enige vastgelegde patronen.
Nog steeds is het de kracht van muziek, en bij uitbreiding van elke creatieve expressie, dat je de chaostheorie ten volle kan omarmen. Er zijn geen regels, en net daarom biedt het vaste grond onder de voeten. Het is beter mee te surfen op een golf waarvan je niet weet of je er ooit in zal verdrinken, dan op voorhand te roepen dat kopje onder gaan de enige mogelijkheid is.
Dat muziek niet te vatten valt in formules, is iets dat de grote platenmaatschappijen vandaag de dag niet helemaal goed begrepen hebben. Zij hebben niets liever dan vakjes, niets liever dan formules die uiteindelijk gelijk zijn aan succes. En in het verleden zijn al heel wat formules gepasseerd.
Jammer genoeg trappen we er maar al te vaak in. Zo was de formule 'oude groepen + reanimatie in grote concerthallen = pure winst' de voorbije jaren een wiskundige berekening die leek te kloppen. Uit alle hoeken doken plots vergane glories op, soms met de beademingsmachines in de aanslag en de sanseveria's in de hoek van elk podium, om de schok niet te groot te maken. En wij gingen er allemaal gedwee in mee. Wij betaalden monsterbedragen voor een optreden dat op voorhand al de belofte van teleurstelling met zich meedroeg, maar achteraf overtuigden wij onszelf ervan dat bands als The Police en Led Zeppelin het meest memorabele optreden gaven dat we ooit zagen. Teren op vroeger is ook een manier om met het leven om te gaan.
Toch leek de formule na een tijdje zijn uitwerking te verliezen, omdat het een andere wetmatigheid in het leven is dat platenmaatschappijen zich altijd zullen vergalopperen als ze denken een goudmijn te hebben gevonden. Op dat vlak zijn het goudzoekers die zich laten bedriegen door dat ene goudklompje dat ze ooit vonden, terwijl het eigenlijk gewoon een gouden tand is van een andere goudzoeker. Het was dus tijd om op zoek te gaan naar iets nieuws. Al vrij snel werden wiskundigen van over de hele wereld opgetrommeld, met als resultaat de supergroep: een verzameling van succesvolle artiesten, die samen een nieuwe groep zouden vormen. De formule? Succes groep 1 + succes groep 2 + succes groep 3 = Succes³. Dat kon niet fout gaan.
En zo kwam het dus dat ik op het muzikaal literaire festival Crossing Border op Monsters Of Folk zat te wachten. Door een wild stampvoetende menigte in de zaal gedreven, ging ik snel op een rood velours zeteltje zitten, om aan de enerverende drukte te ontsnappen. Nu ik daar toch zo zat, kon ik beter blijven zitten, dacht ik.
Mijn verwachtingen waren eerder laag. Conor Oberst van Bright Eyes was dan misschien wel ooit de steun en toeverlaat geweest in mijn Weltschmerzerige tienerjaren, maar sinds hij op zijn laatste albums de snik in zijn stem zo had laten polijsten, zodat er enkel glans overbleef, was voor mij de aantrekkingskracht weg. En Jim James, dat was toch die man van die groep die van oprechte muziek was geëvolueerd naar middelmatige radiorock? En dat debuutalbum van deze zogenaamde supergroep - illegaal in mijn bezit, want ik ben graag maatschappelijk relevant - was eigenlijk toch maar een slappe hap?
Maar blijkbaar was ik de enige die er zo over dacht, want rondom mij juichten de mensen als waren ze net getuige geweest van de bevrijding. Zodra Monsters Of Folk opkwamen en hun eerste nummers speelden, dacht ik bij mezelf: we hebben ons weer eens gezamenlijk laten vangen. De reactie van het publiek was omgekeerd evenredig met de kwaliteit van de nummers. Toegegeven, het was best aangenaam om te luisteren, maar het was ook weer niet alsof we getuige waren van nummers die mensen over tien jaar nog zullen meezingen. Zou er een formule bestaan om te zien welke liedjes eeuwigheidswaarde hebben?
Toch kon ik achteraf zeggen dat ik genoten had van de show, en dat kwam vooral door het feit dat M.Ward, Oberst en James ook eigen nummers van hun eigen projecten speelden. Nummers die ze zelf ooit hadden geschreven omdat ze de noodzaak voelden om dat te doen. Oberst kreeg zowaar het oude venijn in zijn stem dat mij vroeger zo had aangesproken.
Alle wiskundige berekeningen ten spijt, is er eigenlijk maar één echte formule voor platenmaatschappijen, en dat is oprechtheid. Bands die alleen maar muziek maken om beroemd te worden of om te beantwoorden aan één of ander marketingplan, zijn altijd verstoken van enige bezieling. Het is te kunstmatig, en daarom beklijft het niet.
Op datzelfde Crossing Border hoorden wij de mensen van de literaire uitgeverij McSweeney's, die in de literaire wereld furore maken met hun originele concepten en hun ver doorgedreven enthousiasme. De succesformule hier werd treffend verwoord als: "We doen eigenlijk maar wat." Net in het ontbreken van enige wetmatigheid ligt de kracht van hun succes.
(Onlangs op www.damusic.be verschenen recensie van collega Tom Wouters, bij wijze van stimulatie.)
Het oor wil ook wat - door Max Majorana.
december 01, 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Blogarchief
zie ook http://www.damusic.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten